Dit is een lekkere
winterclafoutis, een zoete ‘ovenomelet’, noem ik het altijd maar, een heerlijk
dessert na een (lichte) maaltijd, of als zoetigheid bij een kopje thee of koffie.
Voor 2-3 personen (pas de
hoeveelheden zo nodig aan):
1 kop (250 ml) in blokjes gesneden
seizoensfruit: peer, appel of een mengsel van beide (sinaasappel, mandarijn of
grapefruit zou – denk ik – ook kunnen, al heb ik dat nooit geprobeerd, net zo
min als banaan)
40 g bloem (of maizena; dit is een must als het glutenvrij moet zijn)
50 g (witte, bruine of basterd) suiker
(of zoetstof)
snuifje zout (facultatief)
1/8 liter melk of sojamelk
2 eieren, losgeklopt
een klontje (15 g) gesmolten boter
boter/spray om de ovenschaal (van
glas of aardewerk) in te vetten
een handje krenten, rozijnen of in
stukjes geknipte abrikozen
facultatief: een handje
amandelschaafsel
Zeef de bloem met de suiker en het
zout boven een grote mengkom. Voeg de eieren een voor een toe, al kloppend, en
vervolgens de melk, scheutje voor scheutje, tot u een klontervrij,
pannenkoek-achtig beslag hebt. Meng het gesneden fruit met de krenten, rozijnen
of abrikozen met het beslag en giet het mengsel over in de ingevette ovenschaal
(neem niet een te platte schaal; het beslag rijst een beetje). Strooi daar het
amandelschaafsel over. Plaats in de voorverwarmde oven (180-200°,
afhankelijk van de oven) en laat drie kwartier tot een uur bakken (ook dit
hangt heel erg van de oven af). Zet de schaal het laatste kwartier desnoods wat
hoger in de oven – of voer de temperatuur iets op, zodat het mooi kleurt. De
clafoutis is gaar als een spies (of breinaald) er droog uit komt. Laat even
afkoelen – lauwwarm of op kamertemperatuur is dit het lekkerst.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten